Schiele werd aanvankelijk sterk beïnvloed door het werk van Gustav Klimt, maar hij ging al snel zijn eigen weg. Zijn expressieve stijl heeft zich losgemaakt van de traditionele esthetiek en komt voort uit de drang om persoonlijke gevoelens te uiten.
De stilistische ommekeer in het werk van Schiele vindt plaats in 1910. Hij verlaat de jugendstil en ontwikkelt zijn persoonlijke expressionistische stijl met hoekige, harde contouren en expressieve vormen.
Schilderijen en tekeningen
De tekeningen en schilderijen van Schiele zijn voornamelijk afbeeldingen van mensen. In beperkte mate heeft Schiele stadsgezichten en landschappen geschilderd. Door het sterke gebruik van lijnen kan Schiele eerder als een tekenaar dan als een schilder gezien worden.
Naakten, Aquarel op houtskool
Kleur in de schilderijen wordt pas achteraf aangebracht, als de tekening af is. Het kleurgebruik versterkt echter wel de vervreemdende werking in hoge mate. De schets en de kleur samen drukken de veelheid van menselijke stemmingen en gevoelens uit. Het zijn vooral die ervaringen die voor het expressionisme erg belangrijk zijn: ontstaan en vergaan, verlangen en begeerte, leed en depressie, extase en wanhoop. Deze grote thema’s staan bij Schiele centraal, maar dit betekent echter niet dat de vorm ondergeschikt is. Zijn brieven en dagboekfragmenten bewijzen met welke nauwkeurigheid en strengheid Schiele aan zijn portretten werkte.
De schilderijen van Schiele doen denken aan die van Kokoschka maar hebben ook een kubistisch karakter. Zij hebben beiden voor het eerst het lelijke mee in hun werken betrokken. Dit omwille van hun sterke emotionaliteit. Kokoschka en Schiele hebben zeer veel verschillen. Maar het zijn hun gemeenschappelijke kenmerken die het Weense expressionisme vormen. Dit expressionisme wordt gekenmerkt door afbeeldingen waarin het buitengewone veel aandacht krijgt. Het is een schilderkunst met subtiel gevarieerde tinten. Hiermee hebben ze de kunst van de twintigste eeuw ingeleid.
Hoewel Schiele sterk beïnvloed is door het werk van Gustav Klimt, zijn de lijnen die hij gebruikt toch geheel anders van aard. Terwijl Klimt vooral ronde zachte vormen afbeeldt, waarmee hij de menselijke vorm idealiseert, gebruikt Schiele krachtige hoekige lijnen. De afgebeelde lichamen worden hierdoor als vreemd en vaak beangstigend ervaren door de toeschouwer. Vrouwen zowel als mannen worden meedogenloos in hun naaktheid weergegeven, in ongebruikelijke poses. Toch kreeg het werk van Schiele in zijn tijd veel bijval.
Het zelfportret speelt in het werk van Schiele een centrale rol. Hij beeldt zichzelf af op een lege achtergrond. Door de hoekige vormen van het lichaam, de onrealistische kleuren en de vaak panische blik in de ogen doen deze portretten zeer vervreemdend aan. De zelfportretten, waarin Schiele zichzelf meedogenloos laat zien, kunnen ook voor het hedendaagse publiek nog schokkend zijn, vanwege het expliciet seksuele, narcistische en exhibitionistische karakter.
Zelfportretten komen zeer veelvuldig voor in het oeuvre van Schiele
Gezien zijn jeugd is het niet verbazingwekkend dat in het werk van Schiele de dood een grote rol gespeeld heeft. Zo zijn er schilderijen getiteld De dode moeder, De dood en het meisje,... Het laatste schilderij laat de omarming zien van de dood, die eruit ziet als Schiele zelf, en zijn ex-vriendin Wally.
Doodsstrijd, 1912; Dood en het meisje, 1915/1916
Egon Schiele heeft in mindere maten ook stadsgezichten en landschappen geschilderd.
Herfstzon, 1912; Vier bomen, 1917
Na het huwelijk met Edith lijken de lijnen in zijn schilderijen wat ronder en zachter te worden. Zijn leven met Edith was meer burgerlijk en geregeld van aard dan het leven met Wally geweest is.
De familie, 1918; Portret van de vrouw van de kunstenaar, 1918